Tonio van Vugt /Portretfoto’s Natasja van Loon
De luistertest: Dave von Raven
Triggerfinger -– By Absence Of The Sun (2014)


Ook Triggerfinger zijn labelgenoten. Dave luistert enkele minuten aandachtig: ‘Nou, voorlopig weet ik het nog niet.’

Hier test ik natuurlijk iets buiten je straatje.
‘Zit dit op Topnotch? Oh, Excelsior. Is het traumahelicopter? Ik weet het niet. Oh, is het Triggerfinger?’

Het is natuurlijk een ander muzikaal idioom dan waar jullie je van bedienen.
‘Maar wel altijd in pak trouwens. Stijlvast. En hele aardige gasten trouwens. Ik kwam ze laatst nog tegen op een persdag in de studio – Excelsior en Studio Sound Enterprise zitten tegenwoordig naast elkaar in Amsterdam-Noord: met het pontje over en je bent er. Geschikte gasten en een onwijs goeie liveband. Wat ik tof vind is dat ze zich ook echt profileren en presenteren als artiesten, in de meest positieve zin van het woord. Ze zien er altijd goed uit, ze staan niet in een korte broek en uitgelubberd t-shirt met skateschoenen op een podium. Die gozer op de drums: altijd zo’n mooie boating blazer aan. Jongens die er keihard voor gewerkt hebben en het hart op de goede plek hebben. Daarom zitten ze ook bij Excelsior, die hebben daar wel een neussie voor.’
Happy Camper –- The Daily Drumbeat (2014)


Ook een Excelsior-act. Ik hoor hier ook wel iets in wat ik ook weer in jullie muziek hoor.
‘Ik hoor hier ook wel bekende dingen in. Is het Happy Camper, of niet?’

Je mag door naar de volgende ronde.
‘Ik hoorde ze laatst bij Spijkers met koppen. Leuk idee, al die gastartiesten. Volgens mij was het oorspronkelijke idee dat ze allemaal in één camper moesten passen, dat dat de voorwaarde is om ergens op te treden.’

Job Roggeveen, The Happy Camper, is met zijn animaties ook heel vastbesloten in hoe hij zijn muziek presenteert en visualiseert, net als jullie en Triggerfinger.
‘Ja, heel leuk, dit. Eigenlijk vind ik er geen reet aan, natuurlijk. Nee hoor, dat is een geintje. Dit is hartstikke tof. Heel leuk dat dit allemaal met elkaar wordt gedaan.’

Volgens mij was die eerst plaat een beetje een experiment, en is die tweede plaat er gekomen door het succes van de eerste plaat.
‘Ja, dat geldt in zekere zin voor ons natuurlijk ook, want je weet niet waar je heengaat. Als die eerste plaat jammerlijk flopt, dan moet je nog maar de energie en de poen zien te verzamelen voor een tweede.’
Drs. P - Het trapportaal (De commensaal) (1958)


‘Ja, ik hoorde het al aan die piano, ik wilde het al gelijk zeggen! Heinz Polzer. Dit is waarschijnlijk van zijn eerste EP. Daar staat ook een nummer over Rotterdam op. Over de Schiedamsedijk (Het Dijklied, TvV). Eigenlijk komt Heinz uit Zwitserland, maar hij is als kind opgegroeid in Rotterdam. Hij heeft meer nummers over Rotterdam gemaakt, en zelfs voor Japie Valkhoff eh... heeft ’ie, of tenminste...’
Dave raakt afgeleid als er een mooie Surinaamse dame voorbij komt wandelen.
‘Daar moet je dan toch even naar kijken hè, naar zo’n tropische verrassing. Maar eh... Japie Valkhoff heeft een nummer gemaakt, Ik heb mijn hart op Katendrecht verloren, op tekst van Heinz Polzer en onder het alter ego van Slome Japie, op het Ojee-label van Johnny Hoes. Dat waren schunnige liedjes. Katendrecht was de oude hoerenbuurt van Rotterdam. Het is eigenlijk een oud Duits nummer, Ich hab’ mein Herz auf, of weetikveel. Een grappige tekst: uiteindelijk komt het er op neer dat hij Chinees heeft gegeten, want dat kon dan goed op Katendrecht – nog steeds trouwens, maar de hoeren zijn inmiddels weg – en hij heeft dan zo heet gegeten, dat ’ie het brandje in zijn mond moet laten blussen. Hij stuift ergens naar binnen om wat te drinken, en dat blijkt dan bij een prostituee te zijn. Die tekst is dus van Heinz, daar kwam ik later pas achter. Een onwijze woordkunstenaar natuurlijk. Ik heb twee jaar terug nog meegedaan aan de releaseparty voorDrs. P Compilé Complé

Hoe was dat? Wat speelde jij?
‘Oh wow... welk nummer weet ik nou even niet. Ik heb het ook één-op-één gekopieerd hoor, ik zat zelf achter de piano.’

We vragen het later wel aan meneer Google.
‘Ik vond het leuk om te doen. Ik heb me ook de tering geoefend, het was ook zo’n waterval aan lettergrepen. Die avond was heel bijzonder, want hij kwam uiteindelijk ook zelf nog op het podium, en dat was natuurlijk waar iedereen een beetje naar toe had geleefd. Maar toen ’ie opkwam stortte ’ie op het podium als een kaartenhuis in elkaar. Iedereen dacht: hij gaat nou gewoon dood. Hetzelfde gevoel als toen je dat vliegtuig in die Twin Towers zag vliegen: iedereen was die hele avond opgeladen als een batterij, en hij komt zélf op en hij dondert als de Twin Towers in elkaar, weetjewel. Maar hij viel van zijn stoel af, hij verzwikte zijn been of zoiets. Nou ja, al die aandacht was heel goed voor een man van... ik weet niet hoe oud ’ie is. Nou ja, hartstikke oud natuurlijk. (Ten tijde van Drs. P Compilé Complé was Drs. P 92 jaar, TvV). Ik heb later nog met hem zitten praten, een hele intelligente man. Je voelt je eigen al dom als je hem aankijkt.’
Tante Leen –- Diep in mijn hart (1958)


‘Ja, dat is hem natuurlijk, dat is Japie. Ik weet niet of ik dit nummer ken.’
Tante Leen zingt de eerste regel: ‘Diep in mijn hart kan ik niet boos zijn op jou.’
Dave: ‘Oh ja, natuurlijk!’

Weet je ook wie dit uitvoert?
‘Eh ja, zou het... Is het ook een Rotterdamse?’

Nee, niet bepaald. Ze was Amsterdamse.
‘Is het Tante Leen? Mooi nummertje. Je bent gewend dat het Nederlands is en dat er dus een trekzak (accordeon, TvV) bij zit. Maar Valkhoff speelde anders trekzak dan de meeste trekzakkers. Het is hele volkse muziek, maar met een heel jazzy feel. Johnny Jordaan had dat bijvoorbeeld niet, dat is gewoon rampestampen en daar zit geen zeventje of negentje in of niks, maar hiér, die akkoorden lopen zó mooi vanuit het middengebied in elkaar over. Van die knappe composities die ook nog eens heerlijk in het gehoor liggen. Valkhoff hoefde zich niet te schamen voor de componisten van die tijd, zoals Irving Berlin. Hij heeft tot ver in de jaren 50 hits geschreven. Hij had ook nog eens zijn eigen nachtclub in Rotterdam, De Oase Bar in de Schilderstraat, waar mensen van heinde en verre kwamen.’

Je hebt een ode aan Japie Valkhoff geschreven, Schilderstraat, het enige nummer op 2 waar je zelf ook de muziek voor hebt geschreven, in de vorm van een jazzy smartlap.
‘Ja, als componist ben ik daar toch meer in thuis dan in een goed popliedje, dat kan Arjan beter. Als ik zelf iets moet schrijven ga ik achter de piano zitten en niet achter een gitaar. Eigenlijk ben ik klassiek geschoold. De piano heb ik onlangs weer opgepakt, omdat ik het zonde vond om die twaalf jaar ervaring te laten liggen. Achter die piano kom ik toch heel vaak op die jazzakkoorden uit. Het moest als jazzcompositie wel betrekking hebben op een jazzmuzikant, maar om het nou over Miles Davis of zo te hebben... Dat hield ik liever dicht bij huis. Toen moest ik gelijk aan Valkhoff denken, die van huis uit meer van de accordeonverenigingen was en de volkse muziek, maar toch door de jazz werd geïnspireerd. En hij woonde vier straten verder, weetjewel? Ik noem zijn naam niet in het nummer, om het een beetje open te houden. Daarom noem ik aan het eind wel de Schilderstraat.’

Heb je de smaak van het zelf componeren te pakken?
‘Ja. Het is vrij laat, want ik heb me er nooit eerder aan gewaagd, maar het is nooit té laat. Ik hoef ook geen hit te schrijven met een hook, het hoeft ook niet echt een beatnummer te zijn. Ik ging gewoon zitten en deed wat ik gewoon op mijn piano kan, en dát werd het nummer. Ik heb er lang over gedaan om er achter te komen dat het zo werkt. Ik heb niet de ambitie om een hele plaat vol te schrijven – muzikaal gezien dan, ik heb meer met teksten. Maar als het zo uitkomt en ik heb wat, dan doe ik het graag. Weetjewel.’

1/2/3/4